Carl Koch

Fabrikanten


 

Chronologie van de firma Carl Koch. (Mijnlampenfabrikant uit Bochum (Voorheen, tot 1921 Linden a/d Ruhr) Duitsland).

Literatuur over deze firma is zeer spaarzaam, onnauwkeurig en onvolledig te noemen. De geschiedenis van deze firma kan derhalve uitsluitend gereconstrueerd worden uit reclames, patentschriften, gebruikershandleidingen en een enkele mijnlampencatalogus uit 1914. Ook de huidig bestaande archieven bieden geen helderheid.

Concurrentie

De onderneming van Carl Koch heeft nooit de status bereikt van de grote marktleiders als de firma Frieman & Wolf of de firma Seippel. Toch was het bedrijf een innovatieve speler in de mijnlampenfabrikage, die tussen 1893 en 1917 meer dan 30 binnen- en buitenlandse patenten en Duitse DRGM (Deutsche Reichs-Gebrauchsmuster) toebedeeld kreeg.

Al in 1910 kon men met trots in alle reclames vermelden; Talrijke patenten in alle Cultuurstaten. Hierdoor bleven prijzen en medailles, bij internationale beurzen niet uit.

In 1895 verkreeg Carl Koch, toen nog bedrijfsleider op de steenkolenmijn van Carolinenglück in Bochum-Hamme, het toevoegingspatent bij het Duitse Rijkspatent Nr. 79903 voor een Benzine- en Olie-veiligheidslamp voorzien van een intern, zelf aangebracht ontstekingssnoer. (Het oorspronkelijke patent met het identieke nummer werd op 4 augustus 1894 toebedeeld aan H. Wallmann in Hamme-Bochum, maar blijkbaar in 1895 overgeschreven op naam van  Carl Koch) Een onbekende vervaardiger bouwde deze lamp, die vervolgens door de handelaar Bach & Nagel uit Essen op de markt werd gebracht. Omdat een gewenste resultaten van zijn patent stagneerde, richtte Carl Koch als zelfstandige in 1898 een eigen bedrijf op met de naam Bochum-Lindener Zündwaaren-Fabrik C. Koch, met als standplaats Bochum-Linden.

Het begrip "Zündwaren" (onstekingswaren) had oorspronkelijk betrekking op de onstekingssnoeren van zijn gepatenteerde lamp, maar had later meer betrekking op onder andere de elektrische ontstekers die gebruikt werden in de mijnbouw, maar ook op tafel-, wand- en zakaanstekers voor tabakswaren. De producten van Carl Koch en later van zijn vervolgfirma Gewerkschaft Carl bereikte in de mijnbouw in het Ruhrgebied wijde verspreiding.

De firma startte bescheiden, maar omdat zij ook alle concurerende merken veiligheidslampen voorzagen van hun eigen ontsteker, groeide de firma gestaag. Al in 1899 werden meer dan 1300 veiligheidslampen voorzien van de ontsteker van Carl Koch. Het assortiment werd met ontstekingsapparaten, ontstekers, springstof, mijnlampen met dubbele magneetsluiting en mijnlamponderdelen uitgebreid.

In 1906 werden de mijnlampen van Koch ook in België toegelaten. Ook de firmanaam werd in 1905 uitgebreid naar; Bochum-Lindener Zündwaren- und Wetterlampen-Fabrik, in plaats van alleen; Zündwaren-Fabrik.

 

 

Foto's rechts: Mijnlampen van het merk Seippel voorzien van Carl Koch ontstekers. (Feilenzünder ca. 1900)

In 1906 startte de productie van gepatenteerd, ventielloze acetyleen-veiligheidslampen. De eerste "open" acetyleenlamp volgde in 1907. Vanaf 1907 nam men als mijnlampenleverancier ook de leiding in de plaatselijke lampisterieën over van de bezitter van de mijnen, een lucratieve bezigheid.

In dit briefhoofd van firma Bochum-Lindener Zündwaren- und Wetterlampenfabrik Carl Koch uit het jaar 1908 wordt voor het eerst melding gemaakt van de productie van veiligheidslampen.

Gepubliceerd in een catalogus van de tentoonstelling; "Fabrik im Ornament. Ansichten auf Firmenbriefköpfen des 19. Jahrhunderts".

Glück Auf

De in de Hattinger Straße gelegen villa van Carl Koch werd in 1900 gebouwd. Aan de voorgevel, gelegen aan de straatkant, bevond zich een ornament met opschrift "Glück Auf", voorzien van "Schlägel und Eisen".

De op het Zuid-oosten gelegen hoofdingang toont het jaartal 1900. Foto's zijn genomen in 1995.

Foto's en info: Engelbert Wührl, Bochum.

In 1910 werd de onderneming uitgebreid met een afdeling metaalgieterij. In dit jaar werd ook de vervaardiging van acculampen opgenomen. Dit was een relatief nieuwe bouwwijze van mijnlampen, die de tijd van "kinderziektes" pas had overwonnen. Carl Koch bood deze mijnlampen aan onder de naam "Stachlampen". Deze Stachlampen, gebouwd naar een idee van Bochumer ingenieur George Ernst Stach, brandde feller dan de lampen van de concurrent. (Gecorrigeerde info: G. Stach 2023)

Een reclamezegel uit 1913. (Stachlampen Ges.)

Door het grote succes van deze Stachlampen werd in 1913 een dochteronderneming in het leven geroepen, de Stachlampen-Gesellschaft m.b.H. in Saarbrücken, met als hoofdzetel Bochum (Linden) en met bedrijfsleider Carl Koch. In de catalogus van 1914 worden uitsluitend loodacculampen aangeboden. Deze onderneming is een van de weinige genoemde dochterondernemingen.

Eerder was een onderneming in Oberschlesien (Fritz Bahn, Kattowice, 1913) bekend en een onderneming voor Oostenrijk en Hongarije, namelijk bekend als Theo Eymer, Wenen, vanaf 1918.

 

 

In de reclames uit 1913 (hieronder) echter werd vermeld dat de onderneming "alle plaatsen in binnen- en buitenland" vertegenwoordigde.

Als wederverkoper zijn nog bekend; de Spaanse firma Luis Adaro (Gijon), de gebroeders Rötelmann (Werdohl) en de Securitas AG (Bochum).

De oprichting van de Stachlampen-Gesellschaft was waarschijnlijk ook de aanleiding om de ondernemingsvorm van Bochum-Lindener Zündwaren- und Wetterlampen-Fabrik, als eenmanszaak op naam van Carl Koch, te veranderen in een G.m.b.H, de C. Koch m.b.H. Deze rechtsvorm bleef bestaan tot 1920.

Ook in 1920 luidde de firmanaam nog altijd Carl Koch m.b.H., zoals de bovenstaande advertentie bewijst. Bron: Das Echo, Berlijn maart 1920.

Mannschaftslampe Nr. 2

Mannschaftslampe Nr. 3

Mannschaftslampe Nr. 4

Mannschaftslampe Nr. 6 model 1911

Beamtenlampe Nr. 27 Messing

Beamtenlampe 4-stavig

Mannschaftslampe Kriegsfertigung 1915

Beamtenlampe 3-stavig

In 1916 stierf Carl Koch. Zijn dood had vooralsnog geen invloed op de firma. In een reclame uit 1919 wordt het hele assortiment genoemd, waarbij onveranderd de firmanaam C. Koch m.b.H. wordt gevoerd. In die tijd was ook de firma Gebroeders Rötelmann een verkooppartner voor acetyleen-veiligheidslamp nr. 176 van het bedrijf. De firma Koch had kortstondig ook een tussenhandelaar in Bochum gevonden, namelijk de in 1918 in Hamburg opgerichte Securitas-Werke AG für Schiff- und Machinenbau und Sprengstof-Fabrikation. Deze Securitas AG verlegde haar huisvesting naar Bochum en bood daar de mijnlampen van Koch aan.

De oorsprong van Securitas AG lag overigens bij de, door de Bochumer mijnbouwondernemer Heinrich Grimberg opgerichte Drahtseilerei Grimberg & Hilgerd (Zie Grümer & Grimberg), die sinds 1907 een gemeenschappelijk bedrijfsterrein deelde met de Fabrik für Sicherheitslampen und Zündbänder Grümer & Grimberg. Beide firma's gingen in 1918 op in de Securitas-Werke AG. Hun mijnlampenfabricage werd blijkbaar aangepast en door de verkoop van Koch-lampen in Securitas-lampen gewijzigd.

Het jaar 1920 betekende een verandering voor de onderneming die Carl Koch had nagelaten. Men veranderde de firmanaam in Gewerkschaft Carl. Het bedrijfskapitaal werd naar mijnbouwaandelen verschoven.

Deze advertentie van de Oostenrijkse handelaar Theo Eymer uit 1922, is de vroegste bekende bron met de nieuwe firmanaam "Gewerkschaft Carl". Bron: Montanistische Rundschau 1922, Nr. 19, Blz. 10.

Een 3-stavige Carl Koch

De kernactiviteiten van het bedrijf bleven de veiligheids- en acculampen, de ontstekingsapparaten en het runnen van de lampisterieën in de mijnen. Ook de open acetyleenlampen (bijvoorbeeld van het type "Securitas") alsook de acetyleen-veiligheidslampen werden nog gefabriceerd. Tot aan 1934 had het Quandt-Koncern (Quandt-concern) alle aandelen van het bedrijf Koch in handen. Het Quandt-concern was toentertijd de grootste vervaardiger van accu's en batterijen, tegenwoordig bekend onder de naam Varta. Deze aandelen werden vervolgens in 1935 overgedragen aan de dochteronderneming Concordia Elektrizitäts AG in Dortmund. Deze nam de bedrijfsvoering over en zag de Gewerkschaft Carl als haar dochteronderneming.

Omdat de CEAG al in 1919 de mijnlampfabrikant Seippel had overgenomen, verenigde zij de beide Bochumse ondernemingen, vestigde deze aan de Lange Strasse 53 en stemde de productieprogramma's op elkaar af. Zij voerde de bedrijfsnaam Concordia (=Eendracht). Seippel produceerde wederom veiligheids- en acetyleenlampen, terwijl Gewerkschaft Carl nu metaalgietsels, batterijen en accu's ten behoeve van mijnbouwverlichting vervaardigde. Ook maakte zij nog de ontstekingsapparaten, alsook de CEAG-acculampen en regelde de verkoop ervan.

Na de oorlogsjaren na 1945 nam de Gewerkschaft Carl ook deel aan het zogenaamde "Russengeschäft" (= naoorlogs programma ter terugbetaling van oorlogsschulden), omdat de opvolger van de firma Friemann & Wolf in Zwickau, niet voldoende productiecapaciteit bezat ten behoeve van het door de Sowjetse SDAG Wismut, in het Ertsgebergte opgenomen Uranium-mijnbouw. In de 50er jaren concentreerde zich men voornamelijk op de productie van ontstekingsapparaten en metaalgietsels. In 1960 verloor de firma bijna haar oude naam. Ze heette nu officieel nog maar Concordia-Elektrizität-AG Werk Bochum, voormalig Gewerkschaft Carl. Hiermee kondigde het einde al aan. Het einde van de ijzermijnbouw alsook de neergang van de kolenmijnindustrie in het Ruhr-gebied was aanstonds. Veel mijnen sloten hun deuren. Toen in 1979 de CEAG haar hoofdzetel verhuisde naar Dortmund, betekende dat het definitieve einde van de Gewerkschaft Carl in Bochum.

Bron: Karbid-lampen Ausgabe 30. November 2014.

Reacties zijn gesloten.